Zomerschool als bijspijkerinstituut?

Het was afgelopen zaterdag raak. Minister Bijleveldt had zich positief uitgesproken over zomerscholen. Zij ziet mogelijkheden voor leerlingen met een taalachterstand. Meteen ging het op twitter los. De zomerschool moest juist verboden worden, kinderen hebben recht op vakantie. Lodewijk Asscher wil de zomerschool verplichten voor kinderen met een taalachterstand. Voor deze constatering verwijs ik naar de blogs die ik eerder heb geschreven ‘Wel en wee op de zomerschool’ en ‘Zomerschool: je leert alleen als je dat wilt’. Onverstandig om dat te verplichten, bovendien is het niet haalbaar. Ga je dan ouders verbieden om op vakantie te gaan als hun kind een taalachterstand heeft?

Iedereen in Nederland heeft verstand van onderwijs en heeft een mening over zomerscholen en velen voelen zich geroepen een duit in het zakje te doen, vaak op basis van één voorbeeld of ervaring met een zomerschool elders. Echter, dé zomerschool bestaat niet. Er zijn al jaren veel soorten zomerscholen. Er zijn goed bezochte zomerscholen en summercamps. We kennen zomerscholen voor 65-plussers, tieners, hobbyisten en dansers. Zo zijn er ook verschillende kampen: sportkampen, wiskundekampen, poëziekampen, enzovoorts. Voor alle leeftijden,  allerlei verschillende soorten en ook de tijdsduur verschilt. Twee weken schilderen op een zomerschool in de Provence , één week wiskunde in een tentenkamp in het bos of drie weken op een school in de stad.

Minister Bijleveldt ziet mogelijkheden om via zomerscholen iets aan taalachterstand te doen. Een wijze en bescheiden opstelling, want iets aan taalachterstand doen klinkt realistisch en betekent niet die taalachterstand wegwerken.
Vanaf 2009 ben ik betrokken bij de zomerschool in Amsterdam en wij hebben gebruik gemaakt van subsidie van het ministerie om een pilot te starten. Die subsidieaanvraag was door ambtenaren behoorlijk dichtgetikt en de verwachtingen waren hoog: het moest om taal en rekenen gaan, de resultaten moesten meetbaar zijn. Mijn eerste ingeving was toen al: drie weken en dan meetbaar? Nou goed, het hangt er van af wat je gaat meten. Met drie weken zomerschool kun je géén DLE opschuiven, dat begrijpt een leek, maar wat kan je wel?

Bij de ontwikkeling van het curriculum ben ik niet alleen afgegaan op meetbare doelen. Ik heb rekening gehouden met één meetbaar taaldoel: de woordenschat, maar wel een methodegebonden meting. Vooraf een toets gebaseerd op het corpus dat je functioneel gaat aanbieden en na afloop een toets. Dan kun je zien wat je hebt bereikt.
Verder vond ik het belangrijk om aandacht te besteden aan het schrijfproces. In drie weken kun je namelijk ook veel doen aan schrijftraining, een beetje schrijfk(r)amp dus. Bij het leerplan werd daarom een portfolio samengesteld met verschillende taalproducten, zodat leerlingen telkens weer het schrijfproces moesten doorlopen. Een aanzet, niet meer dan dat, maar voor sommige leerlingen net het duwtje dat ze nodig hebben om een beetje schrijver te worden. Want juist die beginfase van het schrijfproces, dat lege papier vullen is een ongelofelijke moeilijk te nemen horde voor veel leerlingen bij het schrijven.

Voor de overige doelen heb ik me gericht op wat leerlingen nodig hebben.
Veel leerlingen ontbreekt het aan conceptuele kennis, kennis van de wereld, kennis van de geschiedenis, kennis over en binding met het land waarin ze leven, kennis over de culturele rijkdom van hun hoofdstad. Juist dat gebrek aan conceptuele kennis zorgt ervoor dat leerlingen moeite hebben met bijvoorbeeld begrijpend lezen. Want om te begrijpen wat je leest, heb je een rijke woordenschat nodig, je hebt voorkennis nodig waar je nieuwe kennis aan kunt koppelen.

Veel mensen staan er niet bij stil hoe groot de voorsprong is als je komt uit een milieu (arm of rijk) waar ouders vanaf je peutertijd veel met je doen, uitstapjes maken, voorlezen, veel verschillende boeken lenen uit de bibliotheek, spelletjes met je doen (strategisch leren denken, leren winnen en verliezen) interessante (kinder)programma’s bekijken op televisie en bespreken. Alleen al samen dagelijks kijken naar Klokhuis breidt de conceptuele kennis enorm uit waarop veel leerstof wordt gestapeld.

Opstapje werd het kinderboek Kinderen van Amsterdam van Jan Paul Schutten. Een leesboek voor kinderen van een jaar of 11, dus precies de doelgroep waar wij ons met de Zomerschool op richtten, maar een te moeilijk boek voor ‘onze kinderen’. Het taalgebruik is rijk, je moet beschikken over een ruime woordenschat om het zelf te kunnen lezen. Je moet ook al best veel conceptuele kennis hebben. Dus het leerplan zou gaan bestaan uit het aanbrengen van de woordenschat en de kennis om dit boek goed te kunnen begrijpen. De leerkracht moet het voorlezen, zodat leerlingen weg kunnen zakken in het verhaal dat ze begrijpen nadat het toegankelijk is gemaakt.
De verwerking van de kennis en de nieuw geleerde woorden kregen een plek in de schrijfopdrachten.

Het kinderboek over Amsterdam dient meer doelen. Het is ook een minicursus inburgering.
De geschiedenis van ons land en de geschiedenis van onze hoofdstad komen in het leesboek aan bod door de ogen van kinderen. De geschiedenis start in 1170 en eindigt in 1945. Ieder hoofdstuk staat een andere periode centraal, maar iedere periode wordt belicht vanuit het standpunt van een kind. We maken mee hoe een kind leefde in de Middeleeuwen of Gouden Eeuw. Hoe de huizen eruit zagen, wat mensen aten, wat voor kleren er werden gedragen, wat de etiquetteregels waren, enzovoorts. We zien dat hier gedurende de eeuw veranderingen in optreden en zo is het ook duidelijker waarom we nu doen wat we doen. Het mooie van een stad als Amsterdam is dat je alles wat je leert over de geschiedenis ook nog dagelijks kunt zien. Het biedt aanknopingspunten om kennis te internaliseren aan de hand van kunstzinnige en culturele vorming.

In het boek lezen leerlingen dat de vader van Titus etsen maakt. Die vader is natuurlijk Rembrandt. Leerlingen krijgen dat voor het lezen ook even uitgelegd door filmpjes van schoolTV, maar na het lezen, in het middagprogramma gaan ze zelf etsen!  Later bezoeken ze ook nog het Rembrandthuis, dat huis waar Titus heeft rondgelopen. Die ets vormt dan weer de achtergrond van een animatie die ze zullen maken en waarin zij zelf figureren. Voor die animatie schrijven ze een korte scene en moeten kruipen in de huid van de personages. Zo sluiten het cognitieve ochtendprogramma en culturele middagprogramma naadloos op elkaar aan of vallen als puzzelstukjes in elkaar. Onderwijs zoals ik het graag vaker gedurende het jaar zou willen zien.

Maar is dit alles meetbaar? Wie gaat nu beoordelen of deze zomerschool toegevoegde waarde heeft? Of dat het  kindermishandeling  is omdat de kinderen in de vakantie niet zes weken op straat spelen of een beetje voor de televisie hangen?
Elk jaar nodig ik mensen uit die hun negatieve oordeel klaar hebben: kom kijken. Kom langs om te zien hoe kinderen deze zomerschool ervaren. Je mag als je wilt zelfs in de klassen kijken, met leerlingen praten in de pauze, zien en lezen wat leerlingen schrijven, hoe ze binnen een dag of twee nieuwe vriendschappen hebben gesloten, soms opbloeien door een andere omgeving en andere leerlingen. Stel je vragen en kom erachter dat de zomerschool voor veel leerlingen een fantastische tijd is, heel veel toevoegt dat niet meetbaar is op korte termijn, maar wellicht wel op de lange termijn en kom vooral zien dat ze genieten en dat dit veel beter is dan zich vervelen op straat.  Kom ook langs op een ouderbijeenkomst, dan zie je dat de ouderbetrokkenheid hoog is, dat leerlingen niet op de zomerschool zitten omdat ouders hun kinderen kwijt moeten (hoewel die er ook bij zullen zijn!). Luister ook goed naar de vragen die ouders hebben over onderwijs in het algemeen, onderwijs op de zomerschool en kijk hoe gretig zij zijn om iets te leren zodat zij hun kinderen beter kunnen begeleiden.

Behalve het geïntegreerde programma rondom Kinderen van Amsterdam, werken we met een rooster zodat iedere dag leerlingen met achterstanden op bepaalde onderdelen één uur met een leerkracht bij elkaar in de klas zitten en extra lessen krijgen. Bijvoorbeeld breuken, kommagetallen  en werkwoordspelling. Je zou kunnen zeggen dat ze op deze onderdelen worden bijgespijkerd, in ieder geval krijgen ze het nog een keertje uitgelegd, misschien wel op een andere manier dan ze gewend zijn en zo kan dan net het kwartje vallen.

Maar nee, de Amsterdamse zomerschool zou ik niet willen neerzetten als bijspijkerinstituut en ik hoop dat niemand het in Amsterdam in zijn hoofd haalt om de zomerschool zo te versmallen dat het een bijspijkerschooltje wordt.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

*